Achter de hooikiep is een informatie bord bevestigd waarop staat aangegeven hoe het landschap door de mens is “gekoloniseerd”. Op de grens van de hoge en lagere gronden werd de weg aangelegd en de boerderijen gebouwd, ten noorden van deze weg lagen de graslanden en daarachter weer de natte weide gronden , de zogenaamde mieden. Ten zuiden van de weg lagen de landbouw gronden , waar gerst graan werd verbouwd , verder daarachter lagen de zogenaamde “woeste” gronden , de heide.
Deze werd stukje voor stukje ontgonnen. Van de heide werden boenders gemaakt tijdens de winterdagen, de akkers en weiden waren omzoomd met bomen , geschikt voor boerengerief hout ,veekering en voor brandhout.
Eigenlijk is hier ook een kleine dwarsdoorsnede van hoe het land ontwikkeld is. Op de grens van de hogere en lagere land lag de weg, langs de weg werden de boerderijen gebouwd. Kijk je daar naar het noorden dan lagen daar de weide gronden en nog verder de natte gronden, die alleen gebruikt konden worden in de zomer en te nat waren in de herfst en winter. De lagere weilanden noemden we de mieden. Kijk je naar het zuiden dan zien we eerst de landbouwgronden, waar graan werd verbouwd. Het graan werd naar de molenaar gebracht. Er waren destijds twee molens in Kornhorn. Nog verder naar het zuiden lagen de woeste gronden die nog ontgonnen moesten worden. Elk jaar werd een klein stukje ontgonnen, tot midden vorige eeuw de grote ontginning in werking werd gezet.