Infopanelen

Hieronder treft u de volledige teksten aan zoals die zijn vermeld op de 5 infopanelen die in het Curringhepad zijn opgenomen (zie voor de originele folder onder Wandelroutes/Curringhepad).

1. Het terrein van Staatsbosbeheer

Na de vervening ontstonden er op de zandgronden grote heidevelden. Op hun beurt werden deze heidevelden in 20ste eeuw weer ontgonnen tot landbouwgrond. Het stuk terrein waar u zich nu op bevindt, is in het bezit van Staatsbosbeheer. In samenwerking met de Kornhornse werkgroep C&HEK en talloze vrijwilligers uit de omgeving wordt hier gewerkt aan het zichtbaar maken van voor het karakteristieke landschapselementen. Feitelijk vormt het gebied een ‘minidoorsnede’ van de ontwikkeling van het Westerkwartierse landschap: van heide naar akker naar dorp met de natte gronden rond de poel.Zo bevindt zich op het terrein een opnieuw gegraven ‘petgat’, een nieuw stuk heidegrond op een stukje gestuwd land, vergraven grond van een hoge zandkap. Ook werden oude paden in ere hersteld en zaaide men wilde bloemen in. Langs het gebied loopt een oude eikenwal, een unicum voor het Westerkwartier. Verderop, richting Leidijk, bevinden zich akkertjes met traditionele gewassen, die representatief zijn voor de bouw op voormalige heidegrond na het eerste ontginningsjaar: boekweit, haver en lupine. Al deze activiteiten lokken talloze insecten en geven ook vogels als de vink, keep, putter en barmsijsje ’s winters weer volop ruimte. Het huisje van Aaltje Wobbes, de vriendin van IJe Wijkstra, stond op het terrein achter het heideveld en de meidoornheg.

Nico Boele onthulde het paneel over het terrein van Staatsbosbeheer:

2. Landschap in het Zuidelijk Westerkwartier

In de laatste twee ijstijden, meer dan 15.000 jaar geleden ontstonden er stuwmorenes (opgedrukte hoogtes) van keileem en zand. Het landschap van het Zuidelijk Westerkwartier is gevormd door vier van deze keileemruggen. De ruggen raakten aanvankelijk bedekt met hoogveen, ertussen lag het laagveen. Vanaf het midden van de 16de eeuw is het huidige cultuurlandschap ontstaan. Men begon met de vervening van de gronden, eerst het hoogveen en later in de 19de eeuw ook het laagveen. Waar veen werd afgegraven, ontstonden op sommige plaatsen de zogenaamde petgaten; ze zijn her en der nog in het landschap te vinden. Om het water afkomstig van het hoger gelegen hoogveen tegen te houden, legde men zogenaamde leidijken aan. De Leidijk waar u zich nu bevindt, vormt de grens tussen de gemeenten Marum en Grootegast. Op de verveende zandgrond ontstonden grote heidevelden, die op hun beurt in de 19de eeuw werden ontgonnen tot landbouwgrond. De verkaveling van deze gronden leidde tot de huidige perceelsvorming: langgerekt en omzoomd door de karakteristieke elzensingels. De singels dienden als markering van het eigendom, als veekering en als windkering en leverden onder meer ook hout op voor gereedschappen.

Edsge Dijkstra onthulde het paneel over het Landschap

3. Dorpsvorming in het Zuidelijk Westerkwartier

De eerste bewoners vestigden zich vanaf de achtste eeuw op de onder invloed van de ijstijd gevormde hoger gelegen oost-west lopende zand - en keileemruggen. Deze verhogingen noemt men hier ook wel ‘gasten’. De benaming is terug te vinden in dorpen als Lutjegast en Grootegast. Op de ruggen ontstonden uiteindelijk langgerekte streekdorpen en buurtschappen, waarvan De Snipperij een voorbeeld is. Al vanaf de Middeleeuwen vonden de ontginningen loodrecht op de zandrug plaats, dus in de richting noord -zuid. De kerspelen, bestuurlijk-juridische eenheden, hadden de macht over de grond. Via het door hen verstrekte recht van ‘opstrek’ ontstonden percelen, die soms wel kilometers lang konden zijn. De percelen op de plaats waar u zich bevindt, lopen hier evenwijdig aan de weg. Dit betekent dat de hoofdas van de ontginning niet hier lag, maar tussen Kornhorn en Opende. De Snipperij kan zo worden beschouwd als een ‘tussenliggende’ gast, die gelegen is aan een verbindingsweg tussen de zandruggen.

Ettie v/d Laan onthulde het paneel over Dorpsvorming

4. IJe Wijkstra en het Zuidelijk Westerkwartier

In de ijskoude winter van 1929 vielen vlak bij deze plek vier doden bij een schietpartij. De dader, voeger IJe Wijkstra, schoot op 18 januari van dat jaar vier veldwachters neer, die zijn vriendin Aaltje Wobbes bij hem kwamen halen voor een gerechtelijk verhoor. De gebeurtenis leidde destijds tot enorme opschudding in de media en een omvangrijke mythevorming rond de figuur Wijkstra. De emoties rond de dood van de vier politiemensen spelen nog steeds een grote rol in het gebied. Het dorp achtte het noodzakelijk deze plek met een steen te markeren. Over het algemeen was het Westerkwartier in de 19de en begin 20ste eeuw een arm gebied, waar hoofdzakelijk arbeiders en keuterboeren een bestaan trachtten op te bouwen. De na de vervening ontstane zandgronden boden weinig middelen om een welvarend bestaan op te bouwen. Velen zochten dan ook extra inkomsten als veenarbeider of boerenknecht en lieten het bedrijf aan vrouw en kinderen over. Sporen hiervan zijn nog altijd te zien in het landschap, bijvoorbeeld in de vorm van veenwerkershuisjes. Later trokken vele arbeiders en knechten ook wel naar de stad Groningen, bijvoorbeeld om te werken in de campagne van de suikerfabriek. Anderen kwamen terecht in de werkverschaffing.

Jappie Eeuwema onthulde het paneel over Ije Wijkstra

5. Dobben, Poelen en Pingo’s

De Snipspoel is een zogenaamde pingoruïne, die bij tientallen in Noord-Nederland te vinden zijn. In Drenthe kennen we ze als vennen, in Friesland worden ze dobben genoemd, hoewel ze niet altijd uit de pingo’s zijn ontstaan, maar soms ook onder invloed van zandverstuivingen. Pingo’s ontstonden in de laatste ijstijd op plekken waar veel water in de bodem zat. Het water bevroor en vormde een ijsklomp die de bodem omhoog drukte. Kenmerkend is onder andere het cirkelvormig grondvlak en een omvang van enkele tientallen tot een paar honderd meter. Deze “heuvel van ijs”, zoals pingo in de taal van de Groenlandse Eskimo’s betekent, smolt en zakte toen het klimaat warmer werd in elkaar. Wat overbleef was een gat gevuld met water. Poelen zijn door de mens gegraven plassen, bijvoorbeeld in gebruik als drinkplaats voor het vee. Naast de houtsingels zijn pingo’s, dobben, poelen en de door de vervening ontstane petgaten zeer markant voor het Zuidelijk Westerkwartier. Nu zijn ze met name van groot belang voor de natuur, als leefgebied voor talloze insecten, vogels, kikkers en salamanders. Ook kan men hier de klokjesgentiaan nog aantreffen.

Tjeerd Drost onthulde het paneel over Dobben, Poelen en Pingo's

print